Tags
alcohol, analytisch proeven, droog, gisting, organoleptisch, organoleptisch proeven, rode wijn, smaak, wijn & spijs, wijnproeven, witte wijn, zoet
Onder de meeste “ouderwetse” wijndrinkers wordt vaak gedacht: hoe meer alcohol, hoe beter de wijn. En ergens hebben ze natuurlijk een punt. Als een wijn veel alcohol bevat dan had de druif veel suikers en was hij dus heel erg rijp. En rijpe druiven leveren het beste sap en dus de mooiste wijn. Helaas is het niet zo simpel. Er is steeds meer vraag naar wijnen met een lager alcoholpercentage, zodat je wat frissere, lichtere wijnen krijgt, waar je wat meer van kan drinken. Wijnmakers spelen hierop in door wijnen met een lager alcoholpercentage te maken, óók kwaliteitswijnen (of misschien wel juíst die). Bovendien maken wijnmakers in koelere streken, zoals Duitsland, altijd al prachtige wijnen met een lager alcoholgehalte. Gewoon door het klimaat. Maar als alcohol niets (meer) zegt over de kwaliteit van de wijn, wat zegt het dan wel?
Proces
Als de natuurlijke suikers uit de druif gaan gisten, vormt zich alcohol. Als een druif heel rijp is, heeft hij veel suikers en kan er dus veel alcohol ontstaan door de gisting. Als niet alle suiker wordt omgezet in alcohol blijft dit dus in de wijn zitten en krijg je een zoetere wijn, een wijn met zogenaamd restzoet. Om het overzichtelijk te houden wil ik hier het alcoholgehalte van (bijna) volledig uitgegistte wijnen – en dus droge – wijn bespreken.
Herkomst
Het alcoholpercentage kan dus wijzen op een onrijpe tot overrijpe druif bij de pluk. Dit duidt meestal op het klimaat van het gebied waar de druiven vandaan komen. In koelere klimaten, zoals Duitsland en het Loire-dal, is een alcoholpercentage van rond de 12% normaal. Soms is het alcoholpercentage nog lager, bijvoorbeeld in koude jaren of omdat in deze streken ook wel eens wat restzoet in de wijn zit.
Een alcoholpercentage van meer dan 14% betekent over het algemeen dat de wijn uit een heet tot zeer heet klimaat komt. Vooral buiten Europa zien we dit veel, Australië, Zuid-Afrika, Californië, maar ook Zin uid-Italië zijn hier voorbeelden van. Wijnmakers zijn overigens steeds meer op zoek naar iets koelere gebieden voor de wijnbouw, om tegemoet te komen aan de trend onder consumenten om een wijn met een lager alcoholpercentage te prefereren.
Een alcoholpercentage van ongeveer 13% zegt niet zoveel over de herkomst van een wijn, het zou in principe overal vandaan kunnen komen. Het sluit hoogstens hele koude en hele warme gebieden uit, maar zelfs dat is discutabel.
Proeven
Alcohol geeft een branderig gevoel in de mond, je mond wordt er als het ware warm van. Denk maar eens aan het gevoel van sterke drank. Bij wijnen met een hoog alcoholpercentage kan je dat meestal goed voelen. Wijnen met (zeer) weinig alcohol lijkt de sensatie meer op het drinken van sap, verfrissend en alsof je er líters van weg kan drinken in het zonnetje.
Daarnaast geeft alcohol een zoete, zwoele smaak. Wijnen met een hoog alcoholpercentage kunnen daardoor nogal eens zoet en zwoel overkomen, ook wanneer ze geen enkele gram restsuiker hebben. Als je de wijn een zoete smaak vindt hebben, maar je hebt niet de ervaring van het verdikkende effect van restsuiker in een zoete wijn [zie mijn eerdere blog Droog, zoet & zuur] dan heeft de wijn waarschijnlijk een hoog alcoholpercentage.
Aanvulling
Wijnen met een lager alcoholpercentage zijn culinair ook erg interessant, omdat (1) de smaakpapillen minder verdoofd worden, (2) de zuurgraad van de wijnen vaak beter uitkomt en dat spannende(re) wijn-spijscombinaties geeft en (3) de gast na of tijdens een wijnarrangement niet zo beschonken wordt dat – subtiel gezegd – de beleving eronder lijdt.
Om deze reden denk ik dat de trend van een lager alcoholpercentage heel goed past bij de steeds kritischere en beter geïnformeerde consument. Hopelijk is dit een blijvende ontwikkeling, want zeg nou eerlijk: het is toch heerlijk om méér wijn te kunnen drinken, voordat de smaakpapillen én de lichten uitgaan?!